Drie routes naar een betaalbare warmtetransitie met gemeentelijke warmtenetten

Betaalbaarheid is een terugkerend thema in de discussie over aardgasvrije warmte-oplossingen voor de gebouwde omgeving. Hoe kunnen gemeenten sturen op de kosten en baten van de lokale warmtetransitie, zodat een warmtenet voor iedereen betaalbaar is? Theo Voskuilen en Kay Antonissen van Firan zien drie oplossingsrichtingen voor gemeenten met plannen voor een warmtenet.

In de discussies over de warmtetransitie gaat het vaak over kosten: hoe financieren we de overstap naar een aardgasvrije gebouwde omgeving en hoe verdelen we de lasten eerlijk? De aansluiting op een nieuw warmtenet vraagt van de gebouweigenaar een eenmalige bijdrage aan de aansluitkosten (BAK). Soms zijn ook isolatiemaatregelen en andere aanpassingen nodig om woningen klaar te maken voor de aansluiting op een warmtenet. Daarnaast zijn er de maandelijkse verbruikskosten voor gebruikers. Al deze kosten samen bepalen de betaalbaarheid van de warmtetransitie.

Als specialist in infra voor nieuwe energie werkt Firan samen met gemeenten, woningcorporaties, warmtecoöperaties en andere partijen aan betrouwbare, duurzame én betaalbare warmte-oplossingen voor de wereld van morgen. Kay Antonissen, productontwikkelaar bij Firan: “Daarbij zoeken we naar slimme samenwerkingen met verschillende partners om de maatschappelijke kosten zo laag mogelijk te houden, en ontwikkelen we initiatieven, plannen en projecten om de warmtenetten voor de eindgebruikers net zo betaalbaar te houden als bij de huidige op aardgas gebaseerde warmtelevering.” Bij de open netten van Firan is de infrastructuur onder gelijke voorwaarden toegankelijk voor verschillende bronnen en leveranciers – en dat stimuleert competitie en vernieuwing, wat vervolgens leidt tot kostenreductie.

Drie oplossingsrichtingen

Waar liggen volgens Firan de mogelijkheden voor gemeenten om te sturen op de kosten en baten van een warmtenet? Waar liggen de kansen voor kostenbesparingen en hoe kom je tot de beste resultaten? Uit de ervaringen in de praktijk zijn drie kansrijke strategieën af te leiden, die idealiter in combinatie worden ingezet.

1. Efficiency en innovatie

“Er wordt vaak gedacht dat een aansluiting op een warmtenet voor nieuwbouw kostbaarder is dan all electric oplossingen zoals warmtepompen. Maar met een slimme aanpak hoeft de Total Cost of Ownership van een warmtenet helemaal niet duurder uit te pakken”, zegt Antonissen. Als voorbeeld noemt hij de plannen om in een nieuwbouwproject in Amsterdam een lage temperatuur warmtenet met bodemenergie toe te passen. Het bronnet legt dan de verbinding tussen de warmte-koude-opslagsystemen in de verschillende kavels, die in de toekomst kunnen worden uitgebreid met nieuwe aansluitingen en bronnen, zoals warmte uit oppervlaktewater. De flexibiliteit van het netwerk en de optimale benutting van de lokale bronnen zorgen voor efficiënte systemen tegen lagere kosten.

Afstemming tussen verschillende werkzaamheden in de bodem

In de bestaande bouw creëert een nauwe afstemming tussen verschillende werkzaamheden in de bodem en ondergrond mogelijkheden om efficiencywinst te realiseren. Theo Voskuilen, senior business ontwikkelaar bij Firan: “De werkzaamheden voor de aanleg van warmtenetten hebben een grote impact op de omgeving, vooral in drukke stedelijke gebieden. In plannen voor gebiedsontwikkeling wordt ook nogal eens vergeten dat er ruimte nodig is voor kabels en leidingen. Een slimme planning maakt gebruik van de koppelkansen voor water-, riool-, elektriciteit- en warmteleidingen. Dat vermindert de overlast voor de omgeving én heeft een positieve impact op de totale kosten voor de realisatie van een warmteproject.”

In de wijk Middenmeer Noord in de Amsterdamse Watergraafsmeer worden de toekomstige werkzaamheden aan een nieuw warmtenet met restwarmte uit datacenters afgestemd op de geplande renovatie van de andere infrastructuren in de wijk, zoals de waterleidingen en het riool. Ook technische innovaties leveren een bijdrage aan betaalbaarheid, zegt Voskuilen. “In de bestaande bouw kunnen we slimme installatietechnieken toepassen, bijvoorbeeld bij de aanleg van leidingen via kruipruimten, gevels en nokken. Dat vermindert de installatiekosten en de overlast voor de bewoners.”

Gebruikmaken van modulaire systemen

De toepassing van modulaire systemen, die al toepasbaar zijn in buurten met vierhonderd tot achthonderd woningen, is ook een veelbelovende oplossingsrichting. De basismodule met een collectieve luchtwarmtepomp is direct inzetbaar in de bestaande bouw, en het flexibele systeem is vervolgens snel en efficiënt door te ontwikkelen als er nieuwe lokale warmtebronnen beschikbaar komen. Ook is er een koppeling mogelijk met grootschalige warmtenetten in de omgeving. Gebouwen met een matige isolatie (zoals woningen met een energielabel D of slechter) zijn daardoor stapsgewijs aardgasvrij, duurzaam en CO2-neutraal te maken zonder dat er ingrijpende maatregelen zijn vereist. Door de schaalbaarheid en flexibiliteit maakt het systeem de warmtetransitie voor gemeenten en woningcorporaties overzichtelijk en hanteerbaar. Een extra voordeel voor bewoners is dat er nauwelijks aanpassingen nodig zijn op gebouwniveau. Zo wordt de warmtetransitie voor alle betrokkenen betaalbaar.

Verder komt de standaardisering van collectieve warmte-oplossingen, waar steeds meer partijen in de warmteketen naar op zoek zijn, de betaalbaarheid ten goede. Antonissen: “Naarmate we beter begrijpen welke concepten goed en snel zijn te realiseren, ontstaan nieuwe inzichten over de veelgebruikte aanvliegroutes voor aardgasvrije warmtevoorzieningen. Voor wijken met een diverse woningvoorraad is een bepaalde mate van maatwerk absoluut noodzakelijk. Maar op onderdelen zijn er in de warmteketen zeker standaardaanpakken mogelijk – en dat levert uiteindelijk kostenefficiëntie op.”

2. Risicomanagement

Het socialiseren van kosten op wijk- of gemeenteniveau is een veelbesproken strategie om warmtenetten voor iedereen betaalbaar te houden. Een buurt waar het aansluiten relatief goedkoop is (bijvoorbeeld omdat er sprake is van een dichte en eenvormige bebouwing, of omdat er veel flats staan) wordt dan gecombineerd met een kavel met relatief dure aansluitingen, zoals vrijstaande woningen. De mix levert uiteindelijk één tarief op, dat voor alle partijen betaalbaar is. Zo werkt het ook bij de huidige elektriciteits- en gasnetten.

“Het extra voordeel van het socialiseren van kosten is dat daarmee via een portfolio-aanpak volledige wijken aardgasvrij kunnen worden gemaakt”, signaleert Antonissen. Een portfolio-aanpak levert een bijdrage aan de versnelling van de lokale warmtetransitie én vermindert het vollooprisico voor het warmtenet. Naast de samenwerking tussen gemeenten en woningcorporaties ligt hierbij ook de actieve betrokkenheid van warmtenetwerkbedrijven voor de hand. “Firan staat voor open netten met onafhankelijk netbeheer, en daarom maken we ons altijd sterk om een warmtenet beschikbaar te maken voor een gehele buurt. We gaan daarbij uit van relatief lange terugverdientijden, terwijl commerciële marktpartijen doorgaans werken met een hogere marge en een kortere terugverdientijd.”

Voskuilen vult aan: “We kijken altijd hoe het warmtenet toepasbaar is voor een hele wijk of buurt, zodat we het aardgasnet op termijn echt overbodig maken. De gemeente krijgt hierbij alle ruimte om de regierol op zich te nemen, wat de financiële risico’s voor alle partijen vermindert en daarmee de business case verbetert.”

3. Subsidies en co-financiering

Er zijn voor gemeenten verschillende vormen van financiële ondersteuning mogelijk voor de ontwikkeling van een nieuw warmtenet. De ervaringen leren dat subsidies hierbij tot nu toe onmisbaar zijn. Voskuilen licht toe: “In een verkennende fase maken we business cases op basis van kengetallen en scenario’s. In het vervolgtraject werken we gedetailleerdere berekeningen uit, die veel meer gebruik maken van data uit de praktijk. Dan blijkt er in veel gevallen echt subsidie nodig.” Gemeenten kunnen subsidies aanvragen voor onder meer verkennende onderzoeken, de aanleg van de infrastructuur en de exploitatie van het net. De subsidies die beschikbaar zijn voor de Proeftuinen Aardgasvrije Wijken lijken tot nu toe het meest kansrijk om de business case voor nieuwe warmtenetten in de bestaande bouw rendabel te maken.

Zelfs als er gebruik wordt gemaakt van subsidies is in veel gevallen nog aanvullende financiering nodig. Antonissen: “Sommige gemeenten zijn bereid om daarin mee te investeren, omdat het warmtenet bijdraagt aan de lokale duurzaamheidsdoelstellingen. De gesubsidieerde pilots maken het ook mogelijk om meer grip te krijgen op de risico’s en rendementen, omdat de verschillende verantwoordelijkheden en risico’s dan bij de juiste partijen terechtkomen.” Publieke partners zoals provincies en warmtenetwerkbedrijven treden hierbij regelmatig op als co-financiers.

Zo is in Zaanstad een warmtenetwerkbedrijf opgericht om de distributie en het transport van de warmte over het nieuwe warmtenet te realiseren, waarin naast de gemeente ook de provincie Noord-Holland en Firan participeren. Antonissen: “In combinatie met pilots leveren dergelijke koploperprojecten belangrijke inzichten op, waarmee we meer leren over het risicomanagement en de kostenreductie bij nieuwe warmtenetten. Uiteindelijk komen we dan mogelijk ook zonder subsidies tot betaalbare aardgasvrije warmte-oplossingen.”

Warmtenetten en waardecreatie

Volgens onderzoek van TNO hebben gemeenten vaak onvoldoende zicht op de kosten, opbrengsten en rendementen van warmtenetten. Firan is altijd open over de business case, en expliciteert daarin bijvoorbeeld de marges en het rendement van de diverse deelnemende partijen, reageert Voskuilen. “Daarbij vragen we ook nadrukkelijk aandacht voor de waardecreatie die een warmtenet kan realiseren. Bijvoorbeeld: de inzet van duurzame bronnen in warmtenetten vermindert de lokale uitstoot van stikstof, waardoor de gemeente meer ruimte kan geven aan nieuwbouw – zelfs binnen de PFAS-normering.” Daarnaast geeft een warmteproject een impuls aan de renovatie en verduurzaming van de bestaande bouw, wat bijdraagt aan het comfort van bewoners, de waarde van woningen en de lokale werkgelegenheid.

De betaalbaarheid van warmtenetten – en andere aardgasvrije oplossingen – staat nu begrijpelijkerwijs hoog op de agenda van gemeenten. Dat zal voorlopig nog wel zo blijven, verwacht Antonissen. “We zijn als consumenten gewend aan de lage prijzen van aardgas en de lasten van de gasinfrastructuur worden gedeeld over miljoenen huishoudens in heel Nederland. De alternatieven zijn kleinschaliger – en nog volop in ontwikkeling.”

“We hebben pilots en subsidies nodig om aardgasvrije warmte voor de koplopers betaalbaar te maken en de maatschappelijke kosten voor de grootschalige ontwikkeling van warmtenetten zo laag mogelijk te houden. Dat is een uitdaging waar gemeenten een spilfunctie in vervullen, maar – dankzij de samenwerking met onder meer warmtenetwerkbedrijven, woningcorporaties en energiecoöperaties – zeker niet alleen voor staan.”

Delen op social media
Meer weten?
Duurzaam lokale energie uitwisselen? Firan ondersteunt. Wij helpen lokale partijen met de realisatie van open en onafhankelijke energie infra.