Proeftuinen voor aardgasvrije wijken: de lessen tot nu toe

Met ondersteuning van het Programma Aardgasvrije Wijken wordt in zo’n vijftig proeftuinen gewerkt aan opschaalbare concepten voor de transitie naar aardgasvrij wonen. Experts van Van Doorne, het Programma Aardgasvrije Wijken en Firan deelden tijdens een recent webinar de lessons learned voor gemeenten die de warmtetransitie willen versnellen.

Zeven miljoen woningen vóór 2050 aardgasvrij maken. Dat is de doelstelling van het Nederlandse Klimaatakkoord voor de gebouwde omgeving. Er zijn dan ook steeds meer schijnwerpers gericht op de proeftuinen van het interbestuurlijke Programma Aardgasvrije Wijken, dat expertise ontwikkelt en deelt over een wijkgerichte aanpak en de uitvoering van pilots stimuleert. Met de proeftuinen – en een kennis- en leerprogramma – worden gemeenten ondersteund en gestimuleerd om samen met partners zoals woningcorporaties, provincies en waterschappen aan de slag te gaan met opschaalbare initiatieven.

Na de start in 27 buurten in 2018 heeft het Programma Aardgasvrije Wijken in 2020 nog eens 19 projecten aangewezen als proeftuinen. In 2021 volgt naar verwachting een derde ronde. Een goed moment voor Van Doorne om samen met andere experts de lessons learned op een rij te zetten.

Leren om op te schalen

Leone Klapwijk, advocaat en partner bij Van Doorne, benadrukt in haar introductie van het webinar dat het Programma Aardgasvrije Wijken naast de financiering van de proeftuinen ook is gericht op het ontwikkelen van expertise over de warmtetransitie. Bijvoorbeeld als het gaat om de inzet van duurzame bronnen, zoals groen gas, aquathermie en aardwarmte. “Met de toekenning van een subsidie uit het Programma Aardgasvrije Wijken krijgt de gemeente een regierol om het uitvoeringsplan voor de proeftuin daadwerkelijk te realiseren, en de inzichten daaruit te delen in het landelijke kennis- en leerprogramma.”

“Leren over het inrichten en opschalen van een wijkgerichte aanpak is de kerndoelstelling van de proeftuinen”, zegt ook Jos van Dalen, programmadirecteur van het Programma Aardgasvrije Wijken. “Het gaat dus niet simpelweg om het aantal huizen dat op korte termijn van het aardgas afgaat, maar om de leerervaringen die we opdoen om de aanpak op te schalen. De opschaling heeft nu eenmaal een aanlooptijd.” In de derde ronde wordt het dan ook extra belangrijk dat gemeenten aan de slag gaan met leervragen die nog niet via de huidige proeftuinen worden beantwoord. Zo wordt er meer nadruk gelegd op stapsgewijze oplossingen met een groot CO2-besparingspotentieel.

In de media wordt de transitie naar aardgasvrije wijken nogal eens als ingewikkeld en duur bestempeld. De tussentijdse evaluatie van het Programma Aardgasvrije Wijken constateert een aantal verbeterpunten, maar het onderzoek is volgens Van Dalen onmiskenbaar positief over de basis die is neergezet. “De basis is: leren door te doen. Er wordt in de proeftuinen een diverse mix van technieken en bronnen ingezet, en is er veel aandacht voor mogelijkheden om de warmtetransitie te combineren met andere opgaven in de wijk, bijvoorbeeld als het gaat om de vernieuwing van de openbare ruimte. De afstemming tussen de plannen en de investeringsagenda’s is in de praktijk vaak complex, en er is veel expertise nodig over de business case voor bijvoorbeeld warmtenetten. De stevige regie van de gemeente is dan onontbeerlijk en de Transitievisie Warmte is een belangrijke onderlegger om de plannen door te vertalen naar wijkniveau.” In maart vindt een landelijk congres plaats van het Programma Aardgasvrije Wijken, en ontvangt de Tweede Kamer de tweede voortgangsrapportage met de leerervaringen tot nu toe.

Participatie als succesfactor

Participatie, participatie, participatie. Zo vat Detlef Meijer de opgave voor de proeftuinen van het Programma Aardgasvrije Wijken samen. Meijer is als manager business development van infraspecialist Firan betrokken bij diverse proeftuinen, en onderscheidt op basis van de ervaringen zes succesfactoren voor een wijkgerichte aanpak van de warmtetransitie. “Burgerparticipatie is onontbeerlijk, al vanaf het allereerste begin. Ook de mogelijke warmteproducenten, zoals een waterschap, datacenter of afvalverbrandingsinstallatie, moeten in een vroege fase zijn betrokken. Het commitment van de gemeente en partners zoals woningcorporaties is daarbij essentieel: iedereen moet zich vol overtuiging inzetten en voor the extra mile gaan. Een wethouder en een directeur van een woningcorporatie die de nek durven uitsteken en daadwerkelijk stappen zetten, komen tot de echte vooruitgang.”

(tekst gaat verder onder kader)

Zes succesfactoren voor aardgasvrije wijken volgens Firan

Firan is actief in diverse proeftuinen van het Programma Aardgasvrije Wijken. De ervaringen leren dat er zes kritische factoren zijn voor een succesvolle aanpak:

  • De gemeente en haar partners, zoals woningcorporaties en bewoners, zetten zich in om het verschil te maken en concrete stappen te zetten. Durf en daadkracht zijn de kernwoorden.
  • Bewoners zijn vanaf de prille start actief betrokken. Dat wil zeggen: al in het allereerste stadium van de planontwikkeling en nog voordat een subsidie-aanvraag voor het Programma Aardgasvrije Wijken wordt opgesteld.
  • Mogelijke producenten van duurzame warmte zijn in een vroege fase aangehaakt. Een warmteleverancier kan later in het proces nog worden betrokken.
  • Een deskundige en onafhankelijke procesbegeleider zorgt dat het project van de grond komt en alle partijen de focus houden op de realisatie. In alle proeftuinen die al echte voortgang boeken, is een procesbegeleider actief die zich expliciet richt op de realisatie van het project en uitermate gedreven is – zonder de eigen stokpaardjes te berijden.
  • De eindgebruikers van de aardgasvrije warmte, zoals bewoners en ondernemers, denken mee over het concept. Het is zelfs mogelijk dat bewoners actief meewerken aan deelprojecten. Bijvoorbeeld: in de wijk Kerschoten in Apeldoorn visualiseren bewoners warmteconcepten voor verschillende modelwoningen.
  • Het project krijgt vaart door te starten met kleine stappen, waarna de gedegen basis verder wordt uitgebouwd. Bijvoorbeeld: in Lingewaard wordt eerst gewerkt aan de aansluiting van tuinbouwbedrijven en wordt het warmtenet daarna uitgebreid naar een woonwijk.

Meijer geeft het voorbeeld van de Apeldoornse wijk Kerschoten, waar de gemeente samen met actieve bewoners, het waterschap, woningcorporaties en wijkraden aan de slag is met de ontwikkeling van het concept. “De bewoners schetsen samen met de gemeente een toekomstbeeld voor een aantal modelwoningen. Daarbij worden voor verschillende scenario’s de concrete gevolgen, zoals aanpassingen in de meterkast en veranderingen op de energierekening, in beeld gebracht. De actieve bijdrage van bewoners aan de planvorming zorgt voor vertrouwen en draagvlak.”

Meijer benadrukt tot slot de spilfunctie van een deskundige en onafhankelijke procesbegeleider, die de betrokken partijen steeds in beweging houdt. “Een gedreven en daadkrachtige procesbegeleider legt de focus op de realisatie en is in staat om een project van de grond te krijgen. Daarbij is het van belang om steeds kleine stappen te zetten en de basis vervolgens gestaag uit te bouwen. Een olifant eet je nu eenmaal ook in kleine hapjes.”

Leren van de proeftuin van een energiecoöperatie

Tijdens het webinar van Van Doorne vertelden actieve bewoners die aan de basis staan van Energiecoöperatie KetelhuisWG over de pijlers van de proeftuin Wilhelmina Gasthuisbuurt in Amsterdam, die behoort tot de tweede tranche van het Programma Aardgasvrije Wijken. De ruim duizend leden maken zich sterk voor een duurzame, betaalbare en coöperatieve oplossing voor zo’n zeshonderd woningequivalenten. Gedacht wordt aan een systeem met aquathermie uit het nabijgelegen Jacob van Lennepkanaal.

De energiecoöperatie richt zich op een zorgvuldige communicatie met bewoners om draagvlak te garanderen, een gebouwspecifieke aanpak met opties voor maatwerk, een robuust technisch ontwerp voor een open net, en een sluitende business case met lage kosten voor de aansluiting en het vastrecht.

In 2021 krijgt de samenwerking tussen de verschillende partijen naar verwachting een concrete invulling. De energiecoöperatie verkent daarvoor de mogelijkheden om – al dan niet samen met partners – een energiebedrijf op te richten dat zorgdraagt voor onder meer de realisatie van het project, de warmtelevering, en het beheer en onderhoud van het systeem.

Delen op social media